17
Kenny Thomson was al bij het uitvaartbedrijf voordat het lijk in gereedheid was gebracht. Twee mannen stonden hem op te wachten: Jimmy Perez, die hem altijd herinnerde aan de zomer op Fair Isle, en de forsgebouwde Engelsman die hij bij de schuur uit de auto had zien stappen.
Ze namen plaats in een kleine, schemerige wachtkamer. In een hoek stond een vaas met zijden bloemen en er hing een zware bloemengeur in het vertrek. Dat kon natuurlijk niet van de zijden bloemen afkomstig zijn en Kenny vroeg zich af waar de geur dan wel vandaan kwam.
Daar zat hij nog over te piekeren toen Perez hem aan de Engelse rechercheur voorstelde. Daardoor kreeg hij niet precies mee hoe de man heette en wat diens rang was.
‘Waar gaat dit nou allemaal over, Kenny?’ zei Perez. Hij drukte zich altijd rustig en aarzelend uit, bedachtzaam, alsof hij elk woord woog voordat hij het uitsprak.
‘Waarschijnlijk is het niks,’ zei Kenny. ‘Maar ik wil graag het zekere voor het onzekere nemen, anders lig ik er toch maar wakker van.’
‘Vertel ons eens wat meer over Lawrence,’ zei Perez. ‘We zitten hier toch maar te wachten.’
Kenny begon te vertellen over Lawrence, zijn oudere broer, die groter en sterker was dan hij, en bij wie Kenny altijd in de schaduw had gestaan. ‘Als hij ergens binnenkwam, werd iedereen op slag vrolijk,’ zei hij. ‘Sinds zijn vertrek heb ik hem ontzettend gemist. Dat geldt voor iedereen in Biddista.’
‘Waarom is hij weggegaan? Vanwege ander werk?’
Kenny begreep dat ze helemaal niet wilden horen dat iedereen altijd opfleurde als Lawrence ergens binnenkwam. Ze wilden feiten en data horen, maar hij had veel meer te vertellen.
‘Hij had hier werk,’ zei hij. ‘Meer dan genoeg. Met het bewerken van het land hield hij zich niet zo bezig. Daar had hij het geduld niet voor. Hij was meer iemand die altijd snel resultaat wilde zien. Hij was een prima bouwvakker. Is begonnen bij Jerry Stout en heeft van hem het vak geleerd. Toen Jerry overleed, heeft hij zijn bedrijf overgenomen. Jerry en hij hebben een nieuw dak op de Manse gezet toen Bella daar kwam wonen. En daarna heeft Lawrence het Herring House opgeknapt. Eve Eunson maakte de bouwtekeningen, maar híj heeft alles uitgevoerd. Eigenlijk liefdewerk oud papier. Zo noemde hij het. Hij zat er elke dag meer dan twaalf uur om te zorgen dat het gebouw voor de opening klaar zou zijn. Ik heb hem zo veel mogelijk geholpen. Bella heeft hem nooit het volle pond betaald. Toen de galerie eenmaal af was, kon hij overal in Schotland aan de slag. Hij had nooit weg hoeven gaan. Hij had op Shetland kunnen blijven wonen en op en neer kunnen reizen.’
‘Waarom is hij dan toch weggegaan?’
Kenny wist nog niet goed hoeveel hij wilde vertellen. ‘Geen idee. Ik was er niet bij toen dat gebeurde. Hij was smoorverliefd op Bella en deed alles wat ze hem vroeg. Hij wilde met haar trouwen, althans, dat vermoed ik. Dat had hij zich in zijn hoofd gehaald. Niemand kon aan haar tippen. Hij ging weleens met andere vrouwen om, maar dat werd nooit serieus. Bella hield hem al die tijd aan het lijntje, maar toen het Herring House eenmaal af was, heeft ze hem denk ik gezegd dat het nooit wat tussen hen kon worden. Ze was altijd vol van zichzelf, geen type voor een langdurige relatie. Ze had hem gewoon voor haar karretje gespannen.’ Kenny wist dat dit verbitterd klonk, maar daar trok hij zich niets van aan. Hij werd altijd weer boos als hij aan die kwestie dacht.
‘Wanneer was dat, Kenny?’
‘Dat was die zomer dat ik op Fair Isle zat om mee te helpen de haven op te knappen. Eigenlijk hadden ze Lawrence gevraagd, maar die had het zo druk met het renoveren van het Herring House dat hij mij had aanbevolen. Hij wist dat Bella verbouwingsplannen had en dat ik het geld goed kon gebruiken. Ik heb nooit de kans gekregen afscheid van hem te nemen.’
‘Heeft hij niet gevraagd wat jij ervan vond?’
Kenny glimlachte. Wanneer had Lawrence ooit iemand om raad gevraagd? ‘Zoiets deed hij niet,’ zei hij. ‘Daar was hij veel te impulsief voor. Het was niet voor het eerst dat hij zomaar vertrok zonder iets te zeggen. Op zijn negentiende is hij ook een keer zomaar weggegaan. Toen had hij alleen een briefje voor mijn ouders achtergelaten. Hij is toen met zijn rugzak naar Australië gegaan.’
‘Wat was hij in die zomer dan van plan?’
‘Misschien de koopvaardij. Daar had hij het altijd over. Dan zag je veel van de wereld zonder dat het je geld kostte. Aan boord van een schip voelde hij zich altijd op zijn gemak. Als je in Biddista opgroeit, ga je het water op zo gauw je kunt lopen. Daar was hij in zijn element.’ Kenny zweeg even. Hij dacht aan een van die rustige zomeravonden van vroeger, toen hij met Lawrence op makreel ging vissen. Het anker uit, het bootje dat op de golven dobberde, Lawrence staand in de boot, lachend om iets wat Kenny had gezegd.
Perez keek Kenny aan en wachtte tot hij zijn verhaal zou vervolgen.
‘Bovendien,’ ging Kenny verder, ‘was het een geweldig romantisch gebaar, hè, als je zomaar met een schip meeging. Lawrence was echt een type voor zo’n grote geste.’
‘Wanneer heb je voor het laatst iets van hem vernomen?’
‘Nooit meer. Hij heeft een briefje bij Bella achtergelaten om te zeggen dat hij wegging. Daarna heeft hij nooit meer contact met ons opgenomen.’ Hij keek Perez aan. ‘Hij had me toch in de Observatory kunnen bellen, om afscheid te nemen? In die tijd waren er nog geen mobieltjes, maar hij had me toch op de een of andere manier kunnen bereiken? Misschien was hij bang dat ik hem zou overhalen te blijven.’
‘Zou je hem nog herkennen, denk je?’ vroeg Perez.
‘Dat vroeg ik mezelf ook af. Ik heb wat foto’s van vroeger bekeken.’ Er was één foto van Lawrence, Edith, Bella en hem, alle vier grijnzend, bij de schuur. Hij wist niet meer wie de foto genomen had. Aggie misschien. Hoewel ze toen al getrouwd moest zijn. En dan had ze niet meer thuis gewoond. Als het maar even kon, kwam ze weer naar Biddista. Ze bleef nooit lang weg.
‘Maar het is natuurlijk wel een hele tijd geleden. En mensen zien er anders uit als ze zijn overleden.’
‘Hij had een moedervlek op zijn rechterschouder,’ zei Kenny. ‘Ook al is hij veranderd, dan kan ik hem daar nog altijd aan herkennen.’
‘Dat kunnen wij wel voor je controleren, als je liever niet nog eens met het lijk wordt geconfronteerd.’
Maar Kenny schudde zijn hoofd. Als het inderdaad om Lawrence ging, wilde hij hem zelf identificeren. Het was per slot van rekening zijn broer.
Toen was het blijkbaar tijd om naar het lijk te gaan kijken. Kenny snapte niet waarom dat nu ineens wel scheen te kunnen. Er was niemand binnengekomen om hen te vertellen dat alles in gereedheid was gebracht. Het oponthoud was waarschijnlijk gewoon een smoes om hem uit te horen.
Het lijk lag op een stalen tafel. Er was verder niemand in het vertrek aanwezig. Perez ging bij de tafel staan en pakte de rand van het laken. De Engelse rechercheur had nog steeds niets gezegd, met uitzondering van een paar woorden ter begroeting toen Perez hem had voorgesteld. Nu kwam hij vlak naast Kenny staan. Kenny had liever dat de man iets meer afstand hield, om hem meer ruimte te geven. Perez keek hem aan, waarop Kenny knikte ten teken dat hij er klaar voor was.
Zo gauw hij het gezicht zag, wist hij dat het Lawrence niet was. Er was geen enkele gelijkenis. Hij vroeg zich af waarom hij zo aan zijn eerste indruk getwijfeld had. Hij had nooit naar Aggie Williamson moeten luisteren. Haar paniek was gewoon op hem overgeslagen. Lawrence had een breed, hoog voorhoofd en een brede mond, ook als hij niet lachte. Deze man had fijne gelaatstrekken, dunne lippen. Het zou het gezicht van een vrouw geweest kunnen zijn als er op zijn kin geen stoppels te zien waren en als hij niet zulke borstelige wenkbrauwen had gehad. Kenny kreeg ineens een sterke aandrang om te grinniken. In zijn fantasie veranderde het lijk in zo’n travestiet die je weleens op tv ziet, compleet met flinke voorgevel en een blonde pruik op. Hij vermoedde dat dat door de opluchting kwam en door de spanning die van hem afviel.
Hij realiseerde zich dat hij iets moest zeggen. ‘Nee,’ zei hij. ‘Dit is Lawrence niet. Honderd procent zeker.’
‘Zullen we even kijken of hij een moedervlek heeft? Gewoon voor de zekerheid. Je weet net zo goed als ik dat je niet altijd op je ogen kunt vertrouwen.’ Perez trok het laken verder terug, heel voorzichtig, als een verpleegster of een soldaat die een bed voor inspectie gereedmaakt. Nu waren de schouders en een deel van het bovenlichaam van de man te zien. Vermoedelijk hadden ze zijn kleren uitgetrokken. De man had kleine grijze haartjes op zijn borst. Kenny vermoedde dat het een ijdele man was geweest, die zijn hoofd kaal ging scheren zodra hij grijs begon te worden. Lawrence was ook ijdel geweest, absoluut, maar er zat geen moedervlek op de schouder van deze man. Dit was hem niet.
‘Nee,’ zei hij. ‘Deze man heb ik nog nooit van mijn leven gezien.’
‘Weet je het zeker?’ Perez hield het laken met beide handen vast en boog zich over het lijk. ‘Kan dit niet de man zijn die je van het Herring House hebt zien wegrennen, bij de opening van de expositie?’
Kenny dacht even na. ‘Ja,’ zei hij. ‘Dat is mogelijk. Als hij tenminste in het zwart gekleed ging. Qua lengte en postuur zou het kunnen. Maar ik zou er geen eed op durven doen. Ik heb hem alleen maar vanuit de verte gezien.’
Perez trok het laken weer over de man heen, waarna ze terugliepen naar het kleine vertrek met de stoffige zijden bloemen. Kenny veronderstelde dat ze nu klaar waren en dat hij kon gaan. Hij dacht aan Edith, die thuis op hem zat te wachten. Dit geintje had hem een flink deel van zijn middag gekost, want hij had hier helemaal naartoe moeten rijden en vervolgens nog een tijd in dit kamertje moeten wachten. Blijkbaar vond de Engelsman dat ze nog niet klaar waren. ‘Mag ik nog een paar vragen stellen?’ Kenny wist niet goed of hij het tegen hem of tegen Jimmy Perez had.
‘Gaat het lang duren?’
‘Nee.’
‘Kunnen we naar buiten gaan?’ Hij wilde weg van die vreemde, zoetige geur en had behoefte aan frisse lucht.
‘Natuurlijk. Laten we ergens een borrel gaan drinken. Ik neem aan dat u wel een borrel kunt gebruiken. Ik in elk geval wel. Je zou misschien verwachten dat je als politieman zo langzamerhand gewend raakt aan het zien van een lijk, maar bij mij werkt dat niet zo.’
En dus zat Kenny even later in het Lerwick Hotel, in een hoekje van de bar. Er zaten een paar mannen in het restaurant, die koffie dronken ter afsluiting van hun late lunch. Waarschijnlijk zakenlieden, dacht Kenny, mensen die in de olie of de toeristensector zitten. Ze waren niet van hier. Verder was er niemand.
Taylor had drie glazen whisky en een kan water gehaald. Kenny kon zich niet herinneren dat hij iets besteld had, maar misschien vergiste hij zich. Hij was meer aangedaan dan hij had verwacht. Het was waarschijnlijk beter om in deze gemoedstoestand niet meteen naar Edith terug te gaan. Taylor wachtte tot hij zijn glas bijna leeg had voordat hij een vraag stelde.
‘Iemand heeft die man vermoord,’ zei hij. ‘Hij is gewurgd en heeft daarna een strop om zijn nek gekregen en is toen aan een balk opgehangen. Kent u iemand die daartoe in staat zou zijn?’
‘Zoveel kracht is daar niet voor nodig.’ Kenny dacht voor het eerst aan de praktische kant van de zaak. ‘Het was een iel mannetje met weinig gewicht. Het touw om een strop van te maken lag al in de schuur. Iedereen kan het gedaan hebben.’
Taylor glimlachte. Zijn hoofd leek niet meer dan een schedel waar een laagje huid overheen was getrokken. Als hij lachte, ontblootte hij al zijn tanden. ‘Dat was nog niet bij me opgekomen. Maar u hebt natuurlijk wel gelijk. Ik bedoelde eigenlijk niet wie daar fysiek toe in staat zou zijn, maar meer mentaal gezien. Kent u iemand die zoiets zou doen? Iemand die de man achterna is gegaan, of hem naar de schuur gelokt heeft, hem vermoord heeft en het lijk vervolgens heeft opgehangen om het op zelfmoord te laten lijken. Wie is koelbloedig genoeg om dat te doen? Wie zou daar het lef voor hebben?’
Kenny voelde zich misselijk worden. Het was nooit bij hem opgekomen dat de moord gepland was. Op Shetland kwamen wel vaker gewelddadige incidenten voor, maar er was nooit sprake van voorbedachten rade. Het ging dan om mannen die in de kroeg met elkaar op de vuist gingen omdat ze stomdronken waren, omdat ze vochten om een vrouw of omdat ze zich beledigd voelden.
‘Ik weet het niet,’ zei hij.
‘Echt niet?’ Taylor boog zich naar hem toe, zodat Kenny de whisky in zijn adem kon ruiken. ‘Ik heb begrepen dat u de meeste mensen die hier wonen, al van jongs af aan kent. U kent ze beter dan wie dan ook. Wie zou er in staat zijn een moord te plegen en de volgende dag net te doen alsof er niets aan de hand is?’
‘Ik weet het niet,’ herhaalde Kenny. ‘Als je zo dicht op elkaar zit, ga je je niet met andermans zaken bemoeien. Dan probeer je de ander in zijn waarde te laten. Omdat je het allemaal met elkaar moet zien te rooien, geef je iedereen zo veel mogelijk ruimte. Snapt u wat ik bedoel?’
‘Ja,’ zei Taylor. ‘Ik denk het wel.’ Daarna zei hij dat hij geen vragen meer had. Hij bedankte Kenny voor zijn medewerking en zei dat hij naar huis kon gaan.
Pas toen Kenny over de heuvel kwam en de schittering op het water zag, wist hij wat hij wilde gaan doen. Vanavond, nadat Edith en hij hadden gegeten, zou hij met de boot het water op gaan om te vissen. Het was er een ideale avond voor. En daarna zou hij Lawrence proberen op te sporen.
Hij had zich er veel te snel bij neergelegd dat zijn broer was weggegaan. Hij was eraan gewend geraakt alles maar voor lief te nemen wat Lawrence deed. Lawrence had Bella verteld welke boodschap ze aan hem moest doorgeven. ‘Zeg maar dat ik er weer vandoor ben.’
Maar alles was nu anders. Bella was al bijna een oude vrouw. Waarom kwam hij niet terug? Tegenwoordig was het dankzij internet niet zo moeilijk meer om mensen op te sporen. Edith kon daar goed mee overweg en zou hem wel helpen. Toen hij bij zijn huis terugkeerde, was hij al opgewonden bij het idee Lawrence weer te zien. Hij zag al helemaal voor zich dat hij zijn broer van de boot zou halen. Als Lawrence dan de loopplank afkwam, zou hij zien dat Kenny al op hem stond te wachten. Hij zou zijn hoofd in de nek gooien en lachen.